Een groeiende groep kinderen woont samen met broers en zussen met wie ze geen of niet alle biologische ouders delen en/of met stiefouders. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
In 2017 hadden 527.000 kinderen minstens één stiefbroer of -zus, stiefouder of halfbroer of -zus. Dat zijn er bijna 180.000 meer dan twintig jaar eerder. Een op de zes kinderen woont nu in dit soort samengestelde gezinnen.
Een op de drie kinderen in samengestelde gezinnen woont samen met halfbroers of -zussen bij beide biologische ouders. In twee op de drie gevallen zijn hun ouders niet bij elkaar. Die zijn vaak gescheiden. Maar het komt ook voor dat hun ouders nooit hebben samengewoond of dat de moeder of de vader is overleden.