Op 1 januari 2018 treedt een wet in werking die de kinderrechter de bevoegdheid geeft een beslissing te nemen over contact of omgang van kinderen met de ouder die zijn partner heeft gedood.
De huidige manier van werken is ontoereikend omdat het kind niet altijd de rust krijgt die noodzakelijk is na zo’n ingrijpende gebeurtenis. Het kind mag geen speelbal worden bij conflicten tussen bijvoorbeeld de familie en de verdachte of veroordeelde ouder. De nieuwe maatregel moet ervoor zorgen dat de situatie voor het kind verbetert.
Rol van de Raad voor de Kinderbescherming
Deze wet legt de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) de verplichting op in elke zaak waarin kinderen achterblijven na (vermoedelijke) partnerdoding, onderzoek te doen naar het contact en de omgang tussen de kinderen en de verdachte of veroordeelde ouder. Na dit onderzoek, dient de RvdK een rekest bij de rechtbank in voor het toe- of afwijzen van contact en omgang.
Onderzoek
Als er sprake is van partnerdoding verzoekt de RvdK binnen 24 uur een voorlopige voogdij. Aanvullend volgt onderzoek naar contact en omgang en naar de definitieve gezagsvoorziening. De rechter benoemt een bijzonder curator om het kind bij te staan. Er wordt tijdens dit onderzoek nauw samengewerkt met de voorlopig voogd, de bijzondere curator, Veilig Thuis, de Politie en het OM