Er is op alle fronten te weinig aandacht voor kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied in Groningen. Er is geen eenduidige op kinderen gerichte visie en aanpak in onderzoek, beleid en hulpverlening en de informatievoorziening is vrijwel uitsluitend toegespitst op volwassenen. Dit concludeert de Kinderombudsman in het rapport Vaste grond gezocht, dat op 18 oktober is gepresenteerd.
In het aardbevingsgebied in Groningen wonen ongeveer 30.000 kinderen en jongeren. Volgens Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer is het de hoogste tijd dat er aandacht komt voor deze groep: 'Te lang zijn de kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied vergeten.' Ze roept de betrokken partijen in het aardbevingsgebied op om met een eenduidige aanpak te komen waarin kinderen en jongeren centraal staan: 'Weeg de belangen van kinderen en jongeren mee in alle beslissingen en richt informatie over de aardbevingen en de gevolgen daarvan specifiek aan hen.'
Voor het onderzoek is gesproken met kinderen en jongeren, belangenorganisaties, professionals en verantwoordelijke partijen. Ook hebben 146 kinderen en jongeren die in het aardbevingsgebied wonen een vragenlijst ingevuld over hun leven. De meeste kinderen en jongeren geven in de gesprekken en de vragenlijst aan dat het goed met ze gaat. Ze groeien op in een liefdevol gezin, gaan graag naar school en wonen in een fijne buurt.
Tegelijkertijd zegt een deel van hen last te hebben van de aardbevingen en de gevolgen ervan. De aanwezigheid van schade-experts in huis veroorzaakt onrust, er is onzekerheid over mogelijke verhuizingen en ze hebben last van de leegstand en de sloop van gebouwen in hun directe leefomgeving. Een deel van de kinderen voelt spanning bij hun ouders. Volgens professionals staan veel gezinnen in het aardbevingsgebied onder druk. Zij zien ouders die in beslag genomen worden door schadeafhandeling en de versterking en minder beschikbaar zijn voor hun kinderen.
Een kleine groep kinderen zegt veel last te hebben van de aardbevingen. Ze zijn bang, slapen slecht en voelen zich somber over de toekomst. Ook hulpverleners en andere professionals zien bij een kleine groep kinderen grote problemen, zoals overmatig piekeren, concentratieproblemen en controledrang. Kinderen die al kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking of problemen thuis, lijken volgens hen meer last te hebben van de aardbevingen.
Opvallend is dat veel hulpverleners en andere professionals aangeven vrijwel nooit met kinderen over de aardbevingen en de gevolgen hiervan te praten. Ook kinderen en jongeren zeggen dat er weinig met hen wordt gesproken over de aardbevingen. Tijdens de gesprekken met kinderen en jongeren voor dit onderzoek is gebleken dat zij niet makkelijk praten over de aardbevingen en eventuele problemen pas delen wanneer er gericht wordt doorgevraagd.
'De signalering schiet te kort', aldus kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer. 'Doordat er niet specifiek met kinderen en jongeren gesproken wordt over de aardbevingen, is er geen duidelijk beeld over hoe zij de aardbevingen en de gevolgen daarvan ervaren.' Ze roept scholen en hulpverlenende instanties in het aardbevingsgebied op om met een gezamenlijke aanpak te komen om de signalering van de situatie van kinderen en jongeren te verbeteren.
Naast het verbeteren van de signalering en de informatievoorziening wil de Kinderombudsvrouw dat de onzekerheid en overlast door schadeherstel, versterkingen en verhuizing zoveel mogelijk beperkt wordt: 'Kinderen en jongeren weten vaak niet waar ze aan toe zijn en dit levert veel onnodige onrust op.' Om een breder beeld te krijgen van de situatie van kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied is vervolgonderzoek noodzakelijk. Ook moet in lopende onderzoeken meer aandacht komen voor kinderen. Tot slot roept de Kinderombudsvrouw op om de eerdere aanbevelingen van de Nationale ombudsman aan het kabinet voortvarend op te pakken.